Tips voor museumbezoekers

Voorwoord – Museumtips – voorjaar 2024

Beste lezers

Dit voorjaar en in de zomer zijn er in ons land weer een veelvoud aan interessante en mooie tentoonstellingen te bezoeken. Hieronder vindt u informatie over de meest in het oog springende exposities. U kunt scrollen tot u bij de voor u interessante expositie komt. Bij enkele heb ik een uitgebreider artikel op deze website geschreven. Om u voor te bereiden op uw bezoek aan het museum is het echt aan te raden om vooraf over het onderwerp te lezen. De herkenning verhoogt uw plezier!

Paestum, Griekse en Romeinse stad van godinnen Tentoonstelling met topstukken uit Italië te zien t/m 25 augustus 2024 RMO Leiden


Ongeveer 50 jaar geleden bezocht ik Paestum aan de golf van Salerno. Weg van het door massatoerisme overspoelde Sorrento bevond ik mij helemaal alleen onder de zinderende zomerzon op deze magische plek. Alleen de wind en het geluid van krekels doorbraken de stilte. Terwijl elders bouwwerken uit de Griekse Oudheid gehavend zijn of met de grond gelijkgemaakt, staan de tempels van Paestum na 2500 jaar nog fier overeind. Opgetrokken in de robuuste Dorische bouwstijl; indrukwekkend in al haar eenvoud.

Tempels van Paestum foto: Massimiliano Marino

In de 18e eeuw werd de antieke stad Paestum bij toeval herontdekt door ingenieurs die opdracht hadden het zompige gebied droog te leggen. Deze mededeling wekt wellicht bevreemding. Anders dan onder de onder as en puin bedolven gebouwen van Pompeï domineren de tempels van Paestum immers de wijde omtrek. Dit afgelegen gebied werd destijds echter weinig bereisd.

Op een kopie van een Romeinse wegenkaart, de Tabula Peutingeriana, werd de naam van de onbekende stad gevonden: Pestum.
De immense tempels inspireerden verschillende kunstenaars tot romantische impressies, zoals Edmund Hottenroths, Wasserbuffel in der Campagna; waarin de leveranciers van de tegenwoordig wereldwijd gewaardeerde buffelmozzarella centraal staan.

Edmund Hottenroth, Waterbuffels in de Campagna met zicht op de tempels van Paestum, 1854, collectie Dorotheum Wenen

Tijdens zijn Italienische Reise deed de dichter Johann Wolfgang von Goethe Paestum eveneens aan. De aanblik van de ‘stumpfen, kegelformigen, enggedrangten Saulenmassen’ die totaal niet pasten in zijn schemata van/ideeën van/over de ranke Griekse bouwkunst, ervoer hij als ‘furchtbar’. Eenmaal bekomen van zijn teleurstelling vatte hij toch bewondering op voor deze indrukwekkende voorbeelden van oudheidkundige architectuur, waarna hij zich door J.H.W. Tischbein tegen het decor van de Campagna liet portretteren.

Verder lezen kunt u hier

Romeinse Villa’s in Limburg tot en met zondag 25 augustus iun het Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

Gelijktijdig met de tentoonstelling over Paestum presenteert het RMO een expositie over Romeinse villa’s die tweeduizend jaar geleden in de heuvels van Limburg te vinden waren. Geen vrijstaande woningen op stand, maar grote commerciële akkerbouwbedrijven, die de regio van graan voorzagen. Naast zo’n luxe, zogeheten villa rustica bevonden zich dienstwoningen, opslagruimtes, stallen, werkplaatsen, siertuinen en grote akkers. Deze omschrijving deed me denken aan de locatie waar Bernardo Bertolucci’s film Novecento uit 1976 zich afspeelt. 

Reconstructietekening van de Romeinse villa bij Vlengendaal | © Remy Kooi – Submedia

Van deze Romeinse bewoningsperiode is nu, behalve op foto’s niets meer te zien, maar opgravingen van zo’n twintig Limburgse villa’s bevestigen het bestaan ervan. Wegens geldgebrek is het uitwerken van het archeologisch veldwerk dat tijdens de eerste helft van de vorige eeuw plaats vond, jarenlang blijven liggen. Met steun van het Mondriaanfonds konden de verstofte aantekeningen en materiële resten de afgelopen jaren alsnog worden bestudeerd. De onderzoeksresultaten zijn in een wetenschappelijke uitgave van het RMO verwerkt en voor belangstellenden eveneens toegankelijk gemaakt in een publieksboekje.

Impressie van de Villa Voerendaal- Ten Hove in het Limburgs landschap rond 200 n.C.

Verder lezen kunt u hier

Aan ’t Water,  in Museum More, Gorssel, tot en met 8 september

Kasper Niehaus, Zomer aan de Kaag, ongedateerd, collectie Kunsthandel Ivo Bouwman

Nederland Waterland; in de tentoongestelde werken kruipt het water zelfs waar het niet gaan kan.  Soms heel goed kijken om het te ontdekken, maar in de meeste schilderijen, tekeningen en prenten en zelfs in een voorbeeld van naaldkunst is dit fluïde element aanwezig. Aanzwellend in de branding, stromend in een rivier of stilstaand. Het element water heeft menige pen in beweging gebracht, resulterend in dichterlijke mijmeringen waarbij ook woest kolkende gevoelens aanwezig zijn. Zonder luid-sprekende bezoekers kun je de stem van Tommy Wieringa, die een selectie van twaalf watergedichten voordraagt, verstaan.

Jan Toorop, Zee, 1899, Kröller-Müller Museum Otterlo, verworven met steun van Vereniging Rembrandt

Onderwijl passeren ca. vijftig werken van Jan Toorop, Edgar Fernhout, Sal Meijer en vele anderen de revue in deze intieme tentoonstelling. De oudste ontstonden eind 19e eeuw, de jongste dragen recente dateringen.

Water, we kunnen niet zonder. Ieder mens heeft het dagelijkse nodig maar daarnaast is water onontbeerlijk voor transport, industriële activiteit en recreatie. Alle gebruiksvormen zijn aanwezig op één na bad- en zwemwater (of heb ik iets gemist?). Wat hierbij in de buurt komt is een humoresk doek van Ferdinand Erfmann met Baadsters die op het strand liggen te zonnebaden.

Sinds oudtestamentische tijden boezemt water vrees in. Een verbeelding van de Bijbelse zondvloed zag ik niet, maar wel een door mensenhand gecreëerde desastreuze overstroming. In zijn Inundatie uit 1944 gaf Henk Chabot een impressie van de verwoestende kracht van zeewater, dat het land overspoelde nadat de Duitsers de dijken moedwillig hadden gebombardeerd om de opmars van de geallieerden te stoppen.

U kunt hier verder lezen

De Schepping van de Wetenschap. Tot en met 2 juni 2024 in Museum Catharijneconvent.

Religie en wetenschap onverenigbaar? Vergeet het maar!

Campagnebeeld Museum Catharijneconvent

De tentoonstelling laat zien dat mensen sinds jaar en dag in religie en wetenschap niet alleen antwoorden zoeken op existentiële vragen maar ook op ogenschijnlijk onverklaarbare verschijnselen die hun verwondering wekken. 
Beide disciplines staan sedert het midden van de 19e eeuw op gespannen -soms zelfs vijandige- voet met elkaar. Althans dat wordt vaak gedacht. Ten onrechte menen de samenstellers van deze expositie die in samenwerking met Teylers Museum en Rijksmuseum Boerhave tot stand kwam. Zij proberen dit stereotype beeld te nuanceren.  

Voorafgaand aan de opening laten hoofd- en gastconservator Lieke Wijnia en Geertje Dekkers zien dat onderzoek van de omringende wereld in het verleden meestal -maar ook nu nog- juist vanuit een religieuze vraagstelling voortkwam!
Deze tentoonstelling werpt nieuw licht op de ontwikkeling van wetenschappen als astronomie, anatomie, biologie en geologie. Deze eeuwenlange ontwikkeling is niet los te denken van het christendom. Anders dan vaak gedacht blijkt dat de onderlinge relatie tussen religie en wetenschap veeleer dynamisch, veelzijdig èn verrassend was en nog steeds is!

Newtoniaanse spiegeltelescoop, 1736. Leiden, Museum Boerhaave.

In de introductiezaal staat een enorme spiegeltelescoop uit 1736. Met zo’n instrument deed Isaac Newton (1643-1727) zijn waarnemingen. In deze ruimte informeert een sympathieke stem met een licht Amsterdams accent de bezoeker over… de ruimte. Als ervaringsdeskundige weet André Kuipers als geen ander waarover hij het heeft!
Ter illustratie van de invloed van de Bijbel op het wetenschappelijk denken wordt hier een kostbare geïllustreerde Bijbel getoond. Het 13e -eeuwse manuscript ligt open bij het boek Genesis. In de versierde beginletter, een zogeheten gehistorieerde initiaal, worden alle dagen van de schepping in beeld gebracht.

Het spanningsveld tussen geloven en zelf onderzoeken wordt mooi verbeeld in een schilderij van Hendrick ter Brugghen uit 1622. De in het evangelie beschreven Ongelovige Thomas doet, door zijn vinger in diens zijdewond te steken, op empirische wijze onderzoek naar het waarheidsgehalte van de opstanding van de gekruisigde Heer. De gedachte eerst zien, dan geloven wordt onderstreept door de discipel die er, gewapend met een (destijds nieuwe wetenschappelijke verworvenheid) knijpbril met zijn neus bovenop staat.  

In het daarnaast getoonde sculptuurtje van Kathrin Schlegel komen verleden en heden samen. Dit eigentijdse kunstwerk -waarvan meer voorbeelden in de expositie te zien zijn- geeft haar betekenis niet een-twee-drie prijs. Als je goed kijkt herken je een in een wond gestoken vinger. Je ziet het niet, maar het sculptuurtje heeft een extra betekenislaag. Het is gemaakt van een omgesmolten, want overbodige, miskelk!

Kathrin Schlegel, Vessel to flesh, 2023. Coll. Kunstenaar

De expositie is ingericht aan de hand van 4 kijkrichtingen. De blik naar Boven is gericht op de hemel. De blik naar Binnen onderzoekt letterlijk de ‘inwendige’ mens en haar plaats in de wereld. Bij de blik naar Buiten wordt al wat groeit en bloeit bekeken. De blik naar Beneden richt de focus op de aarde. In de laatste sectie ontmoet de bezoeker de Homo diluvii testis. Dit fossiel uit de collectie van Teylers Museum werd ooit aangezien voor een bij de zondvloed omgekomen mens.

In de zalen en kloostergangen van het oude convent maakt de bezoeker een fascinerende en leerzame reis door de tijd. Door de eeuwen heen stonden religie en wetenschap soms tegenover elkaar; ze gingen echter ook vaak op verrassende wijze samen. Dit laatste wordt geïllustreerd met een ontroerend filmpje dat in 1968 aan boord van de Apollo 8 werd opgenomen. In de geavanceerde technische bagage van de astronauten bevond zich ook een bijbel. Terwijl zij op kerstavond een rondje om de maan vlogen lazen de crewleden om beurten een stuk voor uit het scheppingsverhaal, waarna zij de thuisblijvers op planeet aarde een gelukkig kerstfeest wensten.

Daarnaast hangt een poster met een vrolijke Russische kosmonaut die op zijn zoektocht in de ruimte geen God of engelen was tegengekomen!

Eerste foto van een zwart gat in de Melkweg, 2019. Event Horizon Telescope Collaboration

Een recent voorbeeld van de synthese tussen religie en wetenschap lees je bij de spectaculaire foto van een zwart gat, waarmee de astrofysicus Heino Falcke en zijn team de wereld in 2019 verraste. Deze knappe kop, die het observatorium als predikant regelmatig voor de kansel verruilt, omschrijft dit zwarte gat als de poort naar de hel. Alles wat daar binnenkomt wordt verzwolgen…                                               Hierbij moet ik denken aan de woorden waarmee de dichter Dante en zijn metgezel Vergilius ruim 700 jaar geleden bij de poorten van de hel werden begroet:                                                        
…’lasciate ogni speranza, voi ch’entrate’….  
Dante Alighieri, La Divina Commedia, 1300.

Bij het betreden van deze interessante en leerzame tentoonstelling is angst absoluut onnodig. De expositie is niet alleen een aanrader voor al of niet gelovige wetenschappers, maar ook voor atheïsten en agnosten! 

Lees hier meer.

Frans Hals. Tot en met 20 mei in het Rijksmuseum Amsterdam

Frans Hals, Luitspeler, 1623. Musée du Louvre, Parijs

Het is eindelijk zover: de langverwachte tentoonstelling over Frans Hals is vanaf 16 februari in het Rijksmuseum te zien: een groot overzicht met ca. 50 werken van de meester van de snelle toets! Enkele dagen geleden kreeg ik de unieke kans om bijna alleen door de prachtige zalen van de Philipsvleugel te dwalen. De daar opgedane indrukken deel ik binnenkort graag met u in een artikel en lezingen over de schilder van de lach!

Na succesvolle tentoonstellingen over de Late Rembrandt (2019) en Johannes Vermeer (2023) wordt Frans Hals (1582-1666) tot 10 juni met absolute topwerken in het Rijksmuseum geëerd. Een onvergetelijke ervaring! Met welk superlatief zal directeur Taco Dibbets deze blockbuster nu weer aanprijzen? A once in a lifetime experience en Now or Never hebben we al eerder gehoord.

De bezoeker krijgt de unieke kans om Frans Hals meesterlijke toets van heel dichtbij te zien. De bewondering voor zijn werk die -we kunnen ons dat niet voorstellen- in de loop van de 18e eeuw was weggezakt, kreeg in de 19e eeuw een nieuwe impuls. De schilderijen van Frans Hals zetten talloze Franse impressionisten in vuur en vlam. Toen kunstenaars als Monet, Manet en tijdgenoten de losse, schetsmatige toets van Frans Hals in het pas geopende Stedelijke museum van Haarlem zagen, herkenden zij in hem een geestverwant:

…’ Mais Frans Hals, c’est un moderne!’…

Kom binnenkort luisteren en kijken tijdens een van mijn lezingen en ontdek de toets van Frans Hals en de verhalen achter de mensen die hij portretteerde! Interessant ter voorbereiding op of ter verdieping na een bezoek aan de tentoonstelling!

Leest u hier mijn uitgebreide artikel over Frans Hals

Vrijdag        22 maart 10.00-12.00 uur Oosterkerk Zeist
Woensdag   27 maart 10.00-12.00 uur Cultuurhoek Driebergen
Donderdag 11 april   20.00-22.00 uur Oosterkerk Zeist

Roelant Savery’ s Wonderlijke Wereld. Tot en met 20 mei in het Mauritshuis.

Roelant Savery, Twee paarden en stalknechten, 1628. Stedelijke Collectie. Abby Kortrijk

Wanneer tijdens een denkbeeldige quiz over 17e -eeuwse kunst gevraagd zou worden naar de maker van een bloemstilleven met insecten bestaat de kans dat het -foute- antwoord zou luiden: Ambrosius Bosschaert. Bij een getekend landschap met grillige bergen zouden de deelnemers wellicht denken aan Pieter of Jan Bruegel de Oude. Een doek met een Dodo en andere vogels zou abusievelijk kunnen worden aangezien voor werk van Melchior d’Hondecoeter. Dit zijn slechts drie voorbeelden van het bij velen onbekende werk van Roelant Savery (1578-1639). Zijn veelzijdige repertoire is tot 21 mei in het Mauritshuis te zien.

Roelant Savery, Bloemstuk met twee hagedissen, 1603. Centraal Museum, Utrecht

Bijna veertig jaar geleden werd hij in het Utrechtse Centraal Museum als de maker van een Bloemstuk met twee hagedissen uit 1603 gepresenteerd als de eerste Nederlandse schilder van bloemstillevens met onderkruipsels. Althans, wanneer je Jacques de Gheyn met zijn bescheiden, doch betekenisvolle bosje tulpen uit 1600 niet meetelt. Voor menigeen is dit wellicht nog steeds nieuws, terwijl Savery zo’n 25 bloemstillevens op zijn naam heeft staan. Hij is waarschijnlijk bekender van de mythologische en Bijbelse landschappen, waarin het krioelt van de tamme en wilde dieren. Betoverd door de zoete tonen van Orpheus zijn ze vreedzaam bijeen in een paradijselijke omgeving. Zo moet het na de voltooiing van Gods Schepping geweest zijn. Een natuurlijke dierentuin zonder kooien, waar het lam vredig kon rusten naast de leeuw tot Eva en Adam roet in het eten gooiden. Daarna was vreedzame co-existentie niet alleen tussen dieren, maar ook tussen mensen voorgoed verleden tijd. Van Savery’s hand zijn circa 50 variaties op dit thema bekend.

De schilder portretteerde deze dieren ook afzonderlijk, zoals de goed getroffen Aziatische olifant. Als hofschilder van Keizer Rudolf II kon hij in de menagerie en hortus in Praag zijn hart ophalen aan voorbeelden van inheemse en exotische fauna en flora.

Roelant Savery, Aziatische Olifant, ca. 1610 of 1628-1629, Albertina, Wenen

De keizer verzamelde niet alleen levende have, maar ook andere voortbrengselen van de natuur en door mensenhand gemaakte objecten. Deze zogeheten naturalia en artificialia kregen een plekje in zijn Kunst-und-Wunderkammer. De nauwkeurig naar het leven getekende en geschilderde specimina zijn exponenten van de destijds ontluikende wetenschappelijke belangstelling voor alles wat groeit en bloeit. In de Haagse tentoonstelling leert de bezoeker de schepper van deze wonderlijke wereld kennen als een alleskunner. Voor diverse takken van schilderkunst wordt Savery zelfs als pionier naar voren geschoven. Binnenkort meer op deze site.

Universum Max Beckmann. Tot 20 mei in Kunstmuseum Den Haag.

Zelfportret in Florence, 1907. Hamburger Kunsthalle

Max Beckmann (1884-1950); als je zijn werk even niet paraat hebt zou je hem misschien kunnen verwarren met zijn collega en (voor)naamgenoot Max Liebermann (1847-1935). Beide kwamen graag in Nederland, waar een groot deel van hun schilderijen ontstond.
Bij het betreden van het Universum van Max Beckmann is het verschil echter overduidelijk.
Liebermann geeft met snelle toets een impressie van ruiters, badende jongens en Amsterdamse weesmeisjes. De beelden zijn zichzelf genoeg.
In zijn momentopnames hanteert Beckmann eveneens een vlotte toets. In die werken zit echter een zekere spanning, zoals in Twee vrouwen (in glazen deur) uit 1940; de een kijkt weg, de ander kijkt de beschouwer recht aan. Wat wil Beckmann met die beelden zeggen?

Twee vrouwen (in glazen deur), 1940. Doek 80 x 61 cm. Museum Ludwig, Keulen.

Dat vraag je je vaker af bij zijn doeken, waarin de figuren de hele beeldruimte beslaan. Beckmanns werk wordt gekenmerkt door beklemmende kaders, scherpe hoeken en vervreemdende perspectieven. Tijdens een korte inleiding kan conservator Thijs de Raedt.  nauwelijks wachten om zijn gehoor mee te nemen naar de zalen, waarin de ontwikkeling van Max Beckmann wordt onthuld. Naast enkele vroege, nog rustige composities ziet de bezoeker vooral verontrustende beelden; werken die ontstaan zijn onder de handen van een getormenteerde ziel. Door te schilderen probeert Beckmann grip op de werkelijkheid te krijgen. Een werkelijkheid die voor hem niet uitsluitend bestaat uit hetgeen je ziet, maar ook uit spirituele dimensies. De verbeelding van de zichtbare ruimte en wat daarin niet met het blote oog waarneembaar is; daar draait het om in Beckmanns universum.

De bezoeker maakt in Berlijn kennis met de nog jonge Beckmann. Uit die tijd dateren een stadsgezicht op de Kaiserdam uit 1911 en het zelfportret dat hij in 1907 in Florence schilderde. Zelfverzekerd blikt een nog ongeschonden, knappe Beckmann de wereld in. Deze werken weerspiegelen een overzichtelijke, duidelijk herkenbare werkelijkheid, maar daar komt snel verandering in. Onder invloed van de Berliner Sezession verlaat hij de academische regels. Hij ontwikkelt een eigen krachtige stijl. Zijn doeken worden bevolkt door enigszins raadselachtige figuren die hij, als in een droom, binnen krappe kaders in moeilijk te duiden ruimtes plaatst. Een zaaltekst licht toe dat de vervormde perspectieven en beklemmende kaders voortkomen uit angst, geweld of desoriëntatie.

Theater, uit Gezichten, Max Beckmann 1919 (Uitgever Marées Gesellschaft, R. Piper & Co). 1916, published 1919

Een van de laatste werken uit zijn Berlijnse periode is het in impressionistische toets opgezette doek De Straat; een fragment van een door Beckmann zelf versneden doek. Wat rest is een merkwaardige compositie met portretten van zijn vrienden Israël Ber Neumann en Fridel Batenberg. In de voorgrond staat Max zelf als kleine jongen. Een claustrofobische impressie, waarin meerdere kunsthistorische invloeden resoneren. In de enigszins clowneske koppen meen ik invloeden van James Ensor te herkennen. Een vermoeden dat verderop bij het zien van de serie Gezichten, droge naald etsen met koppen uit het ‘Gekkenhuis’ en het theater, wordt bevestigd.

Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog komt een einde aan zijn succesvolle begintijd in Berlijn. Terwijl veel jongemannen onder de wapenen worden geroepen, meldt Beckmann zich, uit idealistisch oogpunt, vrijwillig. Als hospik wordt hij letterlijk en figuurlijk met zijn neus op de gruwelijke werkelijkheid gedrukt. Bij oorlogsfilms kun je even wegkijken, maar dat is onmogelijk wanneer de medische verzorging van zwaar verminkte soldaten je werk is. Beckmann kan het niet bolwerken. Binnenkort leest u een uitgebreide geschiedenis.

Frisse Wind; Impressionisme van het Noorden. Tot 6 mei in Singer Laren.

Peder Severin Krøyer, Anna Ancher en Marie Krøyer op het strand van Skagen , 1893

Na de succesvolle tentoonstelling La Grande Bleu is het alweer feest in Singer Laren. Tijdens de goed bezochte opening van Frisse Wind gaf conservator Anne van Lienden een sprankelende inleiding over de hoofdrolspelers in de expositie, die in samenwerking met het Museum Kunst der Westküste en het Landesmuseum Hannover tot stand kwam.

Evenals hun Franse en Nederlandse kunstbroeders gaven de impressionisten van het Noorden de door hen waargenomen wereld met vlotte, kleurrijke penseelstreken weer. Vergelijkbaar met de toets van Claude Monet, Jan Hendrik Weissenbruch en Johan Barthold Jongkind, maar toch anders!

In de met frisse kleuren geschilderde tentoonstellingszalen is te zien hoe deze Noorderlingen en hun Nederlandse collega’s zich lieten inspireren door thema’s als Licht, Land, Stad, Strand, Reizen en Winter.                                                                      

Behalve doeken van Johan Barthold Jongkind, Anton Mauve, George Hendrik Breitner en Jan Toorop ziet de bezoeker werk van Fritz Mackensen en de reeds genoemde Duitsers. Denemarken is vertegenwoordigd door Anna en Michael Ancher, Peder Severin Krøyer en Viggo Johansen. Elke nationaliteit heeft haar eigen klankkleur. Terwijl de Franse impressionisten vooral in lichte, zonnige tinten werkten, hanteerden de Nederlanders een meer gedempt, soms zelfs somber palet. Het werk van de Noorderlingen is licht van kleur en vaak voorzien van een zweempje blauw. De typische tint van de Deense hemel na zonsondergang en voor het vallen van de avond; het zogeheten blauwe uur.  

Verder lezen kunt u hier

Oog in Oog. De mensen achter mummieportretten tot en met 20 mei in het Allard Pierson Museum, Amsterdam.

Als de dag van gisteren
Tijdens het eerste blok van de studie kunstgeschiedenis maakte ik kennis met mummieportretten uit het oude Egypte. Ze zijn gevonden in de Fajoem, een oase bij een zoetwatermeer dat gevoed werd door de jaarlijkse overstroming van de Nijl. De hier gevonden funeraire portretten van de welgestelde elite dateren van de Romeinse tijd. Bijna twee millennia na hun overlijden kijken de geportretteerde mannen en vrouwen je fris en onbevangen aan; alsof hun beeltenis nog maar gisteren werd vereeuwigd! Een verbijsterende en mogelijk zelfs schokkende ervaring voor degenen die vandaag naar hen kijken.

Wie waren deze mensen?
De beeltenissen op deze portretten behoren toe aan (afstammelingen van) Griekse en Romeinse kolonisten, die destijds in de Romeinse provincie Egypte woonden en werkten. Ik neem u even mee terug in de tijd. De eerste Grieken vestigden zich daar al in de 8e eeuw v. Chr. gevolgd door nieuwkomers die zich hier in de Hellenistische periode na de verovering van Egypte door Alexander de Grote (332 v. Chr.) vestigden. Toen Octavianus, de latere keizer Augustus, zijn rivaal Antonius en de Egyptische koningin Cleopatra in de Slag bij Actium versloeg werd Egypte in 31 v. Chr. een Romeinse Provincie.

De nieuwkomers brachten hun taal en cultuur mee. Alexandrië groeide uit tot een belangrijke culturele hoofdstad. In de beeldhouwkunst ontstond bijvoorbeeld een samengaan van Faraonische- en Griekse tradities. De Egyptische frontaliteit werd verlevendigd met vloeiende contouren van de Grieks-Romeinse stijl. In de eerste eeuwen van onze jaartelling ontstonden ook de realistische bijna modern ogende mummieportretten die nog tot 20 mei in het Allard Pierson Museum te zien zijn. De tentoonstelling licht niet alleen toe wie zij waren, maar beantwoordt ook de vraag hoe en door wie deze portretten gemaakt werden en waarom.

Leest u hier verder.

Het Centraal Museum, Utrecht

Collectie Centraal (T202369)

Nieuwe inrichting Centraal Museum Utrecht

In de kerstvakantie dwaalde ik door de vernieuwde opstelling van de reeds in 1838 voor publiek opengestelde collectie van het Centraal Museum. Voor 25 cent konden belangstellenden de oudheidkundige verzameling op woensdagmiddagen bewonderen. Tot mijn verbazing lees ik een staaltje van voor die tijd en lang daarna ongehoorde positieve discriminatie: vrouwen hadden gratis toegang!

Na mijn aankomst in Utrecht in 1980 bezocht ik het ‘Stedelijk’ Museum van Utrecht talloze malen. Sinds het aantreden van- en ook na het vertrek van directeur Sjarel Ex is de presentatie van de collectie verschillende malen vernieuwd. In 2016 schreef ik een uitgebreid artikel over de toenmalige make-over van het Centraal Museum. Anno 2023 vroeg deze weer om aanpassing aan het voortschrijdend inzicht van de moderne tijd. Zo heeft het slavernij-verleden een plek gekregen en moesten ‘dominante witte’ mannelijke kunstenaars een stukje opschuiven om ruimte te bieden aan ‘kunstenaars van kleur’, alsook eigentijdse en vergeten vrouwelijke kunstenaars.

Jan van Scorel (Schoorl 1495 – 1562 Utrecht) Middenpaneel van het drieluik De intocht in Jeruzalem , ca 1526, Centraal Museum Utrecht


De nieuwe insteek heeft geresulteerd in een opgefriste presentatie van de eeuwenlange geschiedenis van Utrecht. Onder de noemer Panorama Utrecht vindt je schilderijen en sculpturen uit de Middeleeuwse gloriedagen van de bisschopstad. Tijdens mijn rondgang ontmoette ik veel oude bekenden, zoals Jan van Scorel, die in de vroege 16e eeuw naar Jeruzalem pelgrimeerde. Tijdens de terugreis bleef hij op uitnodiging van de Nederlandse  Paus Adriaan als conservator van de Vaticaanse kunstcollectie nog even in Rome hangen.  Ook Abraham Bloemaert, Paulus Moreelse, Joachim Wttewael  en Gerard van Honthorst, over wie ik als student mijn eerste paper schreef, zag ik terug. Namen die in het door de voormalige Middeleeuwse kloosters bepaalde stratenpatroon van de stad worden gememoreerd. Uiteraard ontbreken de Utrechtse Caravaggisten niet, kunstenaars die, geïnspireerd op het zeer vernieuwende, realistische werk van Michelangelo da Caravaggio, een nieuwe stijl in Utrecht introduceerden.

Behalve zestiende en zeventiende altaarstukken toont het museum een fantasievol op de vormentaal van de Stijl geïnspireerd altaar van Remy Jungerman. Zijn Moengo 1959, verwijst naar de door Afrikaanse slaafgemaakten naar Suriname meegenomen Winti godsdienst.

Collectie Centraal (T202369)

Onder de noemer Denk aan Mij -een woordspeling op de intentie van het Middeleeuwse memoriestuk, waarmee welgestelde lieden hun nagedachtenis veiligstelden- heeft Sojourner Truth met het door Iris Kensmil geschilderde postume portret een gelijkwaardige plaats gekregen naast het 17e eeuwse portret van een ‘witte’ vrouw.  De in slavernij geboren zwarte vrouw werkte voor Nederlandse eigenaren. Nadat ze was weggelopen ontpopte zij zich als voorvechtster van de emancipatie van slaafgemaakten en vrouwen.

Collectie Centraal (T202369)

In de smaakvolle -naar laat 20e eeuwse museale inzichten enigszins te volle zalen- zie je behalve schilderijen ook beeldhouwwerk, een kustkabinet, miniglobes en met zogenoemd kwabwerk versierde zilveren drinkschalen. Vroeger verwonderde de bezoeker zich slechts over de prachtige uit hoogwaardig zilver gedreven Bijbelse en mythologische voorstellingen. Nu wordt deze uitgenodigd om na te denken over de herkomst van het door Adam en Paulus van Vianen gebruikte edelmetaal: …’ gedolven in de Spaanse koloniën van Zuid-Amerika, door oorspronkelijke bewoners en Afrikaanse slaafgemaakten’…

In het poppenhuis van Petronella de la Court ( 1624-1707) zie je alles wat hier getoond wordt in het klein terug. Tussen al die mooie oude museale objecten staan eigentijdse creaties van velerlei soort, zoals de spraakmakende prachtige vaginabroek, die Duran Lantink in 2018 ontwierp. De rijke modecollectie van het museum wordt flitsend gepresenteerd met de doorlopende Digitale Catwalk van Studio PMS. Tussen de statische ten toongestelde japonnen en andere kledingstukken paradeert heel geestig een 18e eeuwse japon.  

Collectie Centraal (T202369)

Wanneer de talrijke kunstobjecten je even te veel worden kun je in zaal 8 even op verhaal komen. Neem plaats in de leunstoelen van de fantasievol gereconstrueerde huiskamer van Josephina en Lambertus van Baaren en geniet van de schilderijen die deze Utrechtse aannemersfamilie in de vorige eeuw verzamelde en schonk aan het museum. Zij hadden, uitzonderlijk voor die tijd, ook al oog voor verschillende vrouwelijke kunstenaars als Tjitske Hettinga Tromp en Charley Toorop.

Collectie Centraal (T202369)

In de vaste collectie van een Utrechts museum mogen Gerrit Rietveld en zijn geestverwanten natuurlijk niet ontbreken. Zijn befaamde stoel en andere scheppingen zijn in een speciaal aan hen gewijde zaal te zien. In de nog tot 14 januari lopende tentoonstelling Stoel neemt Stelling in de Stallen kom je Rietvelds creaties nogmaals tegen. Anders dan gebruikelijk bij museale stoelen, mag je hier plaats nemen in de rood-blauwe stoel om te ontdekken dat deze nog lekker zit ook!

Onder de noemers Aandacht voor de Wereld en Doorgeven betreedt de bezoeker tenslotte in de bovenzalen van het museum het domein van een voor velen nog ongekende artistieke wereld. Met robotten en installaties geven eigentijdse kunstenaars hun visie op de wereld van toen en nu. Met deze spannende installaties blijf je bij de tijd! Een ervaring die ik graag voor zelfstudie aanbeveel. 

Door de gecombineerde presentatie van oude en eigentijdse kunst wordt een bezoek aan het Centraal Museum een spannende, nooit saaie ervaring voor alle leeftijden.

Link: Centraal Museum Utrecht

Artikel over het vernieuwde museum in 2016

De Kinderen van de Haagse School: Spelen, Werken, Overleven. Tot en met 20 mei in Museum Panorama Mesdag.

Jozef Israëls, Twee visserskinderen op het strand, z.j. Part. Collectie.

In deze intieme expositie geven werken van de schilders van de Haagse School een beeld van de leefwereld van 19e -eeuwse kinderen. Getuige het bijwerk in de portretten die hun vaders van hen maakten, hadden de spruiten van de kunstenaars het heel wat beter dan hun arme leeftijdgenoten. De werkende jeugd werd niet zoet spelend of musicerend geportretteerd. Zij werden vereeuwigd als boerenknechtje, meid of begeleider van ezelritjes op het strand. De impressies die Isaac Israëls daarvan geeft zien er lieflijker uit dan de werkelijkheid, althans voor de jongen die er blootsvoets naast loopt. In scènes uit het alledaagse leven van arme landarbeiders, vissers en hun kinderen vonden de schilders van de Haagse School onderwerpen, die wegens de emotionele -in onze ogen wellicht melodramatische- lading goed verkochten. De liefdevol gecomponeerde portretten van hun eigen kroost waren in de meeste gevallen niet voor de markt gemaakt. De arme modellen ontvingen een kleine vergoeding, maar op een enkele uitzondering na valt van sociale betrokkenheid niet veel te merken.  

Jacob Maris, Portret van Willem Maris, 1876. Rijksmuseum Amsterdam

Overigens voelden de arme sloebers hun marktwaarde heel goed aan. De ‘Tachtiger’ Frederik van Eden noteerde hoe Larense boeren als er wat te poseren viel, expres hun alleroudste en smerigste kleren aantrokken, zodat ze nog schilderachtiger uit de verf zouden komen! Wally Moes, een van de vrouwelijke kunstenaars in de expositie, bracht vooral de boerenkinderen in beeld. Zij was, als een van de weinigen, begaan met hun lot en zette zich metterdaad in voor scholing van deze kansarme kinderen. Vanaf 1901 gold leerplicht voor kinderen tot 12 jaar, maar om brood op de plank te krijgen moest elk lid van de kinderrijke gezinnen een steentje bijdragen. Van schoolgaan kwam niet veel.

Wally Moes, Schaftuurtje, 1885. Museum Boijmans Van Beuningen

Ook al leerden wij op de Middelbare School dat het Kinderwetje van Van Houten (1874) verandering in de regels rond kinderarbeid bracht: de realiteit was evenwel anders. De wet die fabrieksarbeid door kinderen jonger dan 12 jaar verbood werd slecht gehandhaafd en andere werkzaamheden werden er niet in genoemd. In de lezingen die ik in februari en maart organiseer, ga ik in op de zonnige, maar ook de schaduwrijke kant van het kinderleven in Mesdags tijd. Opgeven via deze site.          

Lezing bij tentoonstelling: De Kinderen van de Haagse School
Woensdagochtend, 28 februari 10.00 uur in de Cultuurhoek, Driebergen
Vrijdagochtend, 1 maart 10.00 uur in de Oosterkerk Zeist
Donderdagavond, 7 maart 20.00 uur in de Oosterkerk Zeist

Julius Caesar: Ik kwam, ik zag en… ging ten onder. Tot en met 20 mei in Museum H’ART, Amsterdam.

Julius Caesar (100 – 44 v. Chr.) is na ruim 2000 jaar terug in de Lage Landen. Tot eind mei vertelt Museum H’ART (voorheen Hermitage) het spectaculaire levensverhaal van Julius Caesar als veldheer, staatsman, dictator en minnaar…

Dankzij zijn boek De Bello Gallico is veel bekend over Caesars wapenfeiten en de door hem veelal op bloederige wijze veroverde gebieden.

Caesar was niet alleen op militair en zakelijk gebied succesvol, maar ook in de liefde. Tijdens pillow-talk kwam hij van de echtgenotes van zijn tegenstanders heel wat te weten… Hij veroverde zelfs het hart van de Egyptische koningin Cleopatra! In de Netflix serie Queen Cleopatra is te zien dat hij niet onmisbaar was. Na Caesars dood nam Marcus Antonius de vrijgekomen plaats in. In de zalen aan de Amstel worden de vele kanten van deze interessante historische figuur en zijn tijd aan de hand van bruiklenen uit binnen- en buitenland belicht.

Lupa Capitolina met Romulus en Remus. Brons. Kopie naar origineel in het Archeologisch museum in Rome

De inrichting van de expositie door Anika Ohlerich van ontwerpbureau  Archetypisch is bijzonder. Met een knipoog naar neon verlichte reclames voor eigentijdse merken als Coca-Cola, lichten de naam en uitspraken van Julius Caesar op tussen de bouwsteigers van het in destijds snelgroeiende -in aanbouw zijnde- Romeinse Rijk.    

In 44 v. Chr. komt Caesar op gewelddadige wijze aan zijn einde. Zijn naam en naar onze maatstaven bedenkelijke faam, leven niet alleen in geschiedenisboeken, muziekstukken en literaire werken voort, maar ook in ons dagelijks taalgebruik: de maand juli, de keizerstitel en de overwinningskreet: Veni, Vidi, Vici! In de laatste zaal, waarin aandacht aan zijn nalatenschap wordt  besteed, krijgt het publiek de gelegenheid om op ’Caesars persoon en handelen te reflecteren’…

Geverifieerd door MonsterInsights